Toetsconstructie

Docenten van alle disciplines binnen het onderwijs in de opleidingen geneeskunde te Groningen, Leiden, Maastricht, Amsterdam en Nijmegen maken de vragen. Elke discipline is verantwoordelijk voor de inhoudelijke kwaliteit van de geleverde vragen. Vragen kunnen worden voorzien van een literatuurreferentie. Hiermee kan achtergrondinformatie bij het juiste antwoord op de vraag worden opgezocht en kan ook de juistheid van de aangegeven antwoordsleutel gecontroleerd worden.

Iedere faculteit heeft zijn eigen voortgangstoetsbeoordelingscommissie (VBC), bestaande uit een voorzitter en leden afkomstig uit de basis- en klinische disciplines. De VBC beoordeelt de vragen van de eigen faculteit. Elke vraag die wordt opgenomen in de vragenbank voor de voortgangstoetsing is dus eerst beoordeeld door tenminste twee van de vijf facultaire voortgangstoetscommissies. De inhoudelijke correctheid wordt onderzocht en de eenduidigheid van de formulering wordt gecontroleerd. Ook wordt gekeken naar de relevantie voor de basisarts. Zo nodig overlegt de commissie met de betreffende discipline en wordt de vraag aangepast of geschrapt. De nieuwe vragen worden tijdens de adaptieve toets getest om de moeilijkheid te bepalen. Deze nieuwe vragen tellen niet mee in de score en zijn niet als zodanig herkenbaar.

Docenten van de verschillende faculteiten zijn dus verantwoordelijk voor de productie van de voortgangstoetsvragen. De toets wordt aangeboden volgens een blauwdruk die de verdeling van vragen binnen verschillende categorieën en disciplines garandeert. In aanvulling op de eisen die de blauwdruk stelt aan de verdeling van de toetsvragen controleert deze commissie of vragen geen onderlinge relaties hebben en of de stam van de ene vraag niet het antwoord is van een andere vraag.